Imatge de l'autor
87+ obres 1,716 Membres 36 Ressenyes 7 preferits

Sobre l'autor

Midas Dekkers was born in 1946 in Harlem, the Netherlands and is his country's most popular writer-biologist. (Bowker Author Biography)
Crèdit de la imatge: Midas Dekkers

Obres de Midas Dekkers

De larf (2002) 162 exemplars
Dearest Pet: On Bestiality (1992) — Autor — 145 exemplars
Lichamelijke oefening (2006) 131 exemplars
Piep : een kleine biologie der letteren (2009) — Autor — 93 exemplars
Poes (2001) 85 exemplars
The Story of Shit (2014) 67 exemplars
Rood een bekoring (2011) 36 exemplars
Houden beren echt van honing? (1985) 36 exemplars
Poot (2000) 36 exemplars
De Beste Beesten (1995) — Autor — 31 exemplars
Arctic Adventure (1982) 28 exemplars
De kip en de pinguïn (1995) 25 exemplars
De mol en de baviaan (1995) 23 exemplars
De beste beesten 2 (1997) 22 exemplars
Zo goed als nieuw (2007) 21 exemplars
De gnoe en andere beesten (1998) — Autor — 20 exemplars
Eten op je eigen (1991) 19 exemplars
Miauw (1980) 19 exemplars
De kikvors en de flamingo (1997) 19 exemplars
Mummies (1986) 18 exemplars
Volledige vergunning (2017) 18 exemplars
Het beest (1981) 16 exemplars
Alle beesten (2009) 16 exemplars
Pets (2005) 15 exemplars
De hommel en andere beesten (2005) 14 exemplars
De koe en de kanarie (1998) 14 exemplars
De mandril en andere beesten (1996) 13 exemplars
Rare snuiters (2003) 12 exemplars
De baviaan en andere beesten (1982) 12 exemplars
Eten is weten (1988) 11 exemplars
De koeskoes en andere beesten (2000) 11 exemplars
De mol en andere beesten (1983) 9 exemplars
De mammoet (1985) 9 exemplars
De dinosaurus (1991) 9 exemplars
Over de lijn (1994) 9 exemplars
Midas Dekkers leest A. Koolhaas (2005) — Editor — 8 exemplars
De pinguïn en andere beesten (1985) 7 exemplars
De walrus en andere beesten (2007) 7 exemplars
De kikvors en andere beesten (1986) 6 exemplars
Neuzen in je oksel (1995) 5 exemplars
De mandril en de gnoe (2000) 5 exemplars
De meeltor en andere beesten (2003) 5 exemplars
De kip en andere beesten (1990) 5 exemplars
Je binnenste buiten (1986) 5 exemplars
De koe en andere beesten (1994) 4 exemplars
De hommel en de walrus (2008) 4 exemplars
Museumstukjes (2002) 4 exemplars
Alle beesten deel 2 4 exemplars
Wat is een kat? (1999) 4 exemplars
Natuurlijke Historie (1976) 4 exemplars
De krekel en andere beesten (1989) 3 exemplars
Alle beesten deel 1 3 exemplars
Botjes (2007) 3 exemplars
De tor en de koeskoes (2006) 3 exemplars
Vroege vogels (2011) 2 exemplars
Gekorven diertjes (1983) 2 exemplars
Bestiarium (1977) — Autor — 2 exemplars
Poot & poes (2015) 2 exemplars
Inpakken en wegwezen 1988 — Col·laborador — 2 exemplars
De bever en andere beesten (1990) 2 exemplars
De kanarie en andere beesten (1987) 2 exemplars
De Flamingo en andere beesten (1992) 1 exemplars
Waf! en andere dierengeluiden (2009) 1 exemplars
De Grote stad, Amsterdam (1984) 1 exemplars
Met andere ogen (1998) 1 exemplars
Floragids 1 exemplars

Obres associades

Eric in the Land of the Insects (1939) — Lofrede, algunes edicions508 exemplars
The Evolution of Culture in Animals (1980) — Traductor, algunes edicions81 exemplars
Titaantjes waren we... : schrijvers schrijven zichzelf (2010) — Col·laborador — 55 exemplars
The Beast Is Dead : World War II Among the Animals (1977) — Pròleg, algunes edicions46 exemplars
Darwin, Wallace en de anderen : evolutie volgens Redmond O'Hanlon (2011) — Col·laborador — 18 exemplars
Het politieke dier de ontdekking van een soort (2010) — Col·laborador — 5 exemplars
Boeken voor onderweg (2011) — Col·laborador — 4 exemplars
Inpakken en Wegwezen 1992 (1992) — Autor — 2 exemplars
Schrijvers over huisdieren : ''Het tandpastahondje'' (1977) — Col·laborador — 1 exemplars

Etiquetat

Coneixement comú

Nom normalitzat
Dekkers, Midas
Nom oficial
Dekkers, Wandert
Data de naixement
1946-04-22
Gènere
male
Nacionalitat
Nederland
Lloc de naixement
Haarlem, Netherlands
Llocs de residència
Weesp, Noord-Holland, Nederland
Amsterdam, Noord-Holland, Nederland
Haarlem, Noord-Holland, Nederland
Educació
Universiteit van Amsterdam (Biologie - specialisatie; Zuidoostaziatische zoetwaterkogelvissen)
Professions
Schrijver
Columnist
Medewerker - radioprogramma 'Vroege vogels'
Bioloog
Redacteur biologie - Uitgeverij Het Spectrum
Assistent - Zoölogisch Museum Amsterdam
Premis i honors
Eureka!prijs 2003 voor het populariseren van de wetenschap
2002 Intermediar Wetenschapsboekprijs
de Mercur (de 'Oscar' van de Nederlandse tijdschriftenwereld) voor vijftien jaar gedrukte Vroege Vogels columns
Piramidependel 1997 voor zijn verdienste als 'rationele wetenschapsvoorlichter met humor en overtuigingskracht'
Zwijsen-prijs 1989 voor zijn gehele oeuvre
Silver Award 1988 voor 'ECOS-show'
Biografia breu
Midas Dekkers werd geboren in Haarlem, waar zijn ouders een café hadden. In 1953 verhuisde het gezin naar Amsterdam. Zijn ouders hadden hier een hotel-café-restaurant aan de Munt. Als kind las hij graag Bob Evers-boeken (Hij las alle delen minstens zeven keer). Hij logeerde graag bij zijn grootouders in Soestdijk en was daar vaak in het bos en met insekten bezig. In 1958 ging hij naar de HBS-opleiding op de Jezuïtenschool. In 1963 ging hij natuurkunde studeren in Amsterdam en stapte in 1964 over naar de studie biologie. Hij studeerde af in 1973 en is gespecialiseerd inZuidoostaziatische zoetwaterkogelvissen. Midas Dekkers was sologitarist in het bandje 'The Cherokees'.
Van 1967 tot 1972 werkte hij als assistent bij het Zoölogisch museum in Amsterdam. Zijn eerste boek was 'Wat heet vuil?' (1970), een schooluitgave. Van 1972 tot 1975 was Midas Dekkers redacteur biologie bij uitgeverij 'Het Spectrum'. Midas Dekkers werd bekend/beroemd door zijn gelezen columns in het radioprogramma
"Vroege vogels" op Radio 1. Hier werkte hij aan mee van april 1980 tot 12 februari 2007 en schreef en besprak zo'n 1250 columns. Midas Dekkers woonde in Buren. Nu woont hij in Weesp, in een oude burgemeesterswoning van Weesperkasspel (de raadszaal is nu zijn werkkamer). Midas Dekkers doorspekt zijn werk met humor en houdt ervan mensen/de lezer op het verkeerde been te zetten. Hij wil niet belerend zijn, maar de mensen zelf aan het denken zetten. De grens tussen zijn boeken voor kinderen en volwassenen en de grens tussen fictie en non-fictie is soms moeilijk te trekken.

Membres

Ressenyes

Stukjes eerder verschenen in de bundels: De kikvors, De kanarie, De krekel en De Bever.
 
Marcat
gentcat | Jun 5, 2023 |
De goden zij dank voor cursiefjes: ze lezen makkelijk (of je leest ze makkelijk vóór), je hoeft een bundel ervan niet ineens te consumeren (met een roman hoeft dat natuurlijk óók niet, maar u begrijpt allicht wat ik bedoel), en… ze bespreken is een koud kunstje (het is nauwelijks mogelijk, dus citeer je maar wat). Ik kan ze – die cursiefjes - dus tot mij nemen in het weekend, ze voordragen aan mijn lief (die dat tot nog toe toch altijd weten te waarderen heeft of goed verbergt dat het haar ergert), en ze tussen het “zwaardere” werk door, ter afwisseling daarvan, aan u voorstellen.

Dat geldt ook voor Poot, ondertitel: Verhalen over de hond, van Midas Dekkers, verschenen bij Pandora in 2001. Niet meer dan een goeie honderdveertig bladzijden in pocketformaat, van een auteur die ik u al eerder voorstelde (zie mijn besprekingen van De beste beesten https://bjornroosebespreekt.blogspot.com/2021/11/de-beste-beesten-midas-dekkers...., De kikvors en andere beesten https://bjornroosebespreekt.blogspot.com/2022/05/de-kikvors-en-andere-beesten-mi..., en De koeskoes en andere beesten https://bjornroosebespreekt.blogspot.com/2022/06/de-koeskoes-en-andere-beesten-m..., en bovendien met een inhoud die niet honderd procent nieuw was. “De bloedhond, De bokser, Het buitenboordbeest, De bulldog, De cockerspaniël, De dalmatiër, Fikkie, De Hongaarse herder, De Napolitaanse mastiff, Het reukdier, De teef en De windhond verschijnen hier voor het eerst in boekvorm”, wordt immers vermeld in de Verantwoording, maar “De andere verhalen zijn eerder gepubliceerd in verschillende bundels beestenverhalen”. De bouvier, De terriër, De hot dog en De tekkel ontmoette ik inderdaad al in De kikvors en andere beesten (al heette De tekkel daar De teckel), en De christenhond, Het mormel, De collie, De basset, De basenji, De Ierse setter, De brokkenhond, De wolfshond en De maltezer in De beste beesten.

Maar ook dán blijft er nog genoeg over, in ieder geval voor mij (en, tenzij u meer van Dekkers gelezen heeft dan ik, dus ook voor u). Behalve de verhalen die in Poot voor het eerst in boekvorm verschenen, waren er dat nog eens tweeëntwintig: De pekinees, De jachthond, De labrador, De Deense dog, De golden retriever, De pincher, De hond, De wolf, De foxterriër, De god, De Haagse herdershond, De chihuahua, De legerhond, De goede herder, De Turkse windhond, De poedel, De herdershond, De pitbull, De helhond, De rottweiler, De dashond en De luisteraar (even hertellen en tot de conclusie komen dat het er inderdaad tweeëntwintig zijn). In totaal dus vierendertig verhalen die ik nog niet eerder had gelezen, maar – eerlijk is eerlijk – ook al de verhalen die ik wél al had gelezen (u mag zelf even uitrekenen hoeveel het er dan gezamenlijk waren) heb ik nóg eens gelezen. Dekkers’ beschrijvingen van dieren- en voor een minstens even groot aandeel mensengedrag, blijven immers beestig goed.

Bijvoorbeeld – en ik beperk me verder, dat zult u ongetwijfeld weten te waarderen, tot de “stukjes” die ik nog niét eerder had gelezen – als het gaat over dat “Poot” uit de titel: “Wat ik wel zeker weet, is dat je het woord ‘poot’ minder hoort. Nog niet zo lang geleden zeiden veel mensen ‘poot’ tegen wat nu ‘gay’ heet. Daarbij werd besmuikt gekeken en met de ene hand plat op de andere geklopt. (…) Honden hebben ook vijf vingers. Maar of er onder honden ook zo veel poten zijn? Volgens bioloog Bruce Bagemihl wel. In zijn boek Biological Exuberance stikt het bij de dieren van de homo’s. Ook bij honden. Na vermelding van homoseksuele cavia’s en lesbische hamsters verbaast je dat niet meer; zelfs ‘veel gewone aquariumvissen’ zouden ‘homoseksualiteit’ vertonen. Wat je van de hond verbaast, zijn vooral de rassen in het boek. Poedels, keeshondjes, bichons of pekinezen noemt Bagemihl niet als homo, wel beagles, cockerspaniëls en Weimaraners. Allemaal jachthonden! Wie had dat van zijn cockerspaniël gedacht? Je gaat een jachtpartij toch met heel andere ogen bekijken. Wat te denken van de jager? En als zijn hond al homo is, hoe een nicht is dan zijn paard?”

Of over de wolf in de hond (niet letterlijk, al komt dát wel ter sprake in het verhaal De wolf): “Waarom kan een hond nooit eens rustig van zijn voer genieten? Omdat hij een slecht verbouwde wolf is. Wolven vechten met de andere wolven om de buit en zijn er daarom op geprogrammeerd om zo snel mogelijk zo veel mogelijk naar binnen te werken. Dat programma zijn ze bij de hond vergeten te wissen.” (uit het stukje De labrador).

Of over de aap uit en in de mens: “Een mens heeft geen staart, die moet zich geheel met zijn gezicht door het leven slaan.” (uit De Hongaarse herder) En: “Daarom gaan (…) [mensen] trainen. Dat helpt. Spieren worden er groter van. Mannen bodybuilden tot ze eruitzien als een KI-stier, vrouwen tot hun borsten op hun bovenarmen zitten.” (uit De windhond)

Of over de bloem in de vrouw: “Hoewel het als ongepast wordt beschouwd dat mensen elkaar als honden besnuffelen, proberen mensen het ook weleens met geuren. In verband met het gebrekkig reukorgaan worden voor de lieve som van 150 miljoen gulden per jaar parfums te hulp geroepen. Om onverklaarbare redenen probeert een vrouw hierbij echter niet naar mens, maar naar een of ander bloempje te ruiken. Aangezien mannen geen bijen zijn, mislukt de opzet jammerlijk.” (uit De teef)

Of over de mens in en uit de brousse: “In Afrika wonen opvallend veel mensen met een zwarte huid en dikke lippen. Dat zijn negers. Negers behoren biologisch tot dezelfde soort als blanke mensen, omdat ze ermee kunnen kruisen. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld chimpansees, die wel op mensen lijken, maar er niet mee kruisen. Daarom wonen negers bij ons in de Bijlmermeer en chimpansees in Artis.” (uit De wolf). En: “Steeds vaker zie je mensen het bos in lopen zonder hond. Het is een raar gezicht. Hard hijgend, de tong uit de mond, rennen ze in malle pakken rond, hazen opjagend, vogels verstorend. Ze spelen kortom zelf voor hond. Jogging heet dat. Echte honden begrijpen dat en rennen er speels kuitenbijtend achteraan.” (uit De cockerspaniël) Terwijl al dat geren voor de mens niet eens zinnig is: “Iemand die zijn leven lang flink traint, mag op zijn tachtigste op een à twee jaar langer leven rekenen. Maar tel je alle uren die je daarvoor al die jaren moet hometrainen en joggen op, dan zou je je kunnen bedenken. Om een à twee jaar langer te leven, zo is uitgerekend, moet je een à twee jaar van je leven zitten te puffen en lopen te zweten. Tel uit je winst.” (uit De bloedhond).

Of – we weken even af - over de mens in en uit de kleren: “Wat is mode? Mode is kleding die niet goed past. Rokken zijn altijd te kort of te lang, schouders te breed of te smal, hakken te hoog of te laag. Anders zie je niet dat het duur is. Ter wille van de mode wordt de rok elk jaar opnieuw uitgevonden, als een wiel dat nu eens vierkant en dan weer driehoekig is, maar in ieder geval nooit rond. Vaak komt er de eerste nacht een heel ander iemand uit de kleren te voorschijn dan je gehoopt had.” (uit De dalmatiër)

Of over mensen die niet uit het bed in een huwelijk duiken: “Vroeger had je vrijgezellen. Mannen in morsige pakken waren dat, met sigarenas op hun broek, altijd vol verhalen, door hun neefjes op handen gedragen. Vrijgezellen, wisten wij als jongen, ruimden nooit hun kamer op, ze hoefden hun bord niet leeg te eten en ‘s morgens trokken ze gewoon de vieze onderbroek van gisteren weer aan. Later als we groot waren, werden we ook vrijgezel. Lekker naar niemand hoeven te luisteren en het middelpunt zijn op feestjes. Waar zijn ze gebleven, de echte vrijgezellen? Getrouwd? Gehomofileerd? Weggeëmancipeerd? Er zijn nog wel ongetrouwde mannen, meer dan ooit zelfs, maar niet van het slag waar neefjes iets tegenop te kijken hebben. Schone-onderbroekendragers. Afwasmachinebezitters. Alleenstaanden noemen zich tegenwoordig ‘singles’ en roeien hun soort uit op speciaal daarvoor georganiseerde singlesavonden. Voor een echte vrijgezel moet je nu in de stripwinkel zijn. In strips leeft hij voort. Als held.” (uit De foxterriër, waarin Bobbie van Kuifje een rol vervult).

Of over de hond in de poedel: “Dat er in zo’n levende theemuts een hond zit, blijkt pas wanneer de hondentrimmer hem openmaakt. Bij de trimmer ook blijkt zijn functie. Een poedel is het symbool bij uitstek van de onderwerping van de natuur aan de mens. Bij de poedel immers beperkt men zich niet tot het schaven aan een ras, maar schaaft men door aan het dier zelf, met scharen, krultangen en tondeuses, tot het onherkenbaar is. Alle jubelzangen op de natuur ten spijt vond men dit stukje natuur kennelijk pas aanvaardbaar na grondige verbouwing en restauratie.” (uit, uiteraard, De poedel).

Of over de drol uit de hond: “Steeds meer gemeenten voeren een actief poepbeleid. Om de straten schoon te houden, worden de mensen er met hun honden het bos ingestuurd, met het gevolg dat je nu in het bos ook al uit moet kijken waar je loopt. In gemeenten waar weinig bos voorhanden is, moeten de mensen tegenwoordig iets met schepjes en plastic zakjes doen. Het is een besmuikt gehannes. Konden de mensen vroeger doen alsof er helemaal niets uit hun hond kwam, nu moeten ze tijdens het rondlopen met een plastic zakje kijken alsof er aardbeien in zitten of lekkere knabbelnootjes voor onderweg. Niet iedereen slaagt daar even goed in, maar dat is waarschijnlijk een kwestie van tijd. Het is even wennen dat na de telefoon nu ook de drol mobiel is.” (uit Fikkie)

Of over de protestant in de hond (waarbij er uiteraard geen enkel verband is met voorgaande paragraaf): “Honden zijn niet door God gemaakt, die komen voor rekening van de mens. Bijgevolg zijn honden wel met de erfzonde belast. Het zijn de enige wezens die de mens qua schuldgevoel evenaren. Alles trekken ze zich persoonlijk aan, altijd zijn ze wel bereid, de staart tussen de poten, de schuld op zich te nemen. Honden zijn zwaar protestants.” (uit De helhond)

Enfin, genoeg ge-in-d en ge-uit, we vliegen er uit… in den beginne: “In den beginne schiep God elk zoogdier met twee handen aan het lijf. Beide handen telden vijf vingers. Hoe dat van pas kan komen, weten we uit ervaring. Met eigen handen heeft de mens de beschaving opgebouwd. Vergelijk dat eens met het gestuntel van een paard. Per poot hebben paarden na hun evolutie nog maar drie vingers over, waarvan twee dan nog uitsluitend voor de sier. Het geheel is star vergroeid. Hondachtigen hebben nog wel alle vijf de vingers, maar die zijn tot een klauw vergroeid. Als je ziet hoe onthand ze tegen blikjes Pal aan blijven douwen, begrijp je dat ook zij nooit echt goede pianospelers zullen worden.” (uit De luisteraar)

Of schrijvers, zou ik zeggen. In tegenstelling tot Midas Dekkers, zou ik zeggen, die ook met deze bundel weer flink tegen mijn lachspieren heeft aangedouwd.

Björn Roose
… (més)
 
Marcat
Bjorn_Roose | Hi ha 1 ressenya més | Mar 20, 2023 |
Zeker in deze tijden van information overload, terrorisme en de onvermijdelijk daarop volgende surveillance komt het oerinstinct om ons terug te trekken in betrekkelijke veiligheid naar voren. Diep verborgen onder onze behagelijke dekentjes wachten we in verwarmde, licht verduisterde huizen tot het ergste is overgewaaid. Midas Dekkers beschrijft dit fenomeen door hem betiteld als "thigmofilie" zoals alleen hij dat kan. Mensen, kakkerlakken en poezen hebben allen deze eigenschap gemeen en ze varen er wel bij. Dekkers' verdedigt de ietwat miskende eigenschap in zijn kenmerkende stijl: spitsvondig, invoelend, relativerend en bovenal prikkelend. Een aanrader voor wie zich lekker wil terugtrekken onder de dekens met een vertrouwd Midas Dekkers boek.… (més)
 
Marcat
RubenSibon | Aug 31, 2022 |
Eerlijk is eerlijk, ik heb altijd gedacht dat koeskoes een gerecht was, maar dat blijkt als ‘couscous’ geschreven te worden en het bevat bijlange niet zoveel beest als dit boekje van Midas Dekkers. Dat bevat namelijk om te beginnen de koeskoes – een dier uit de orde der diprotodontia ofte klimbuideldieren –, maar ook Het Heckrund, De witte muis, De spiegelkarper, De wisent, De draadworm, De poliep, De gifslang, De goudplevier, De bok, De bulterriër, De geelwangamazone, De mossel, De vliegenvanger, De das, De horzel, De zee-egel, De boompoes, De neusbeer, De kroonaap, De tuinpoes, De lakenvelder, De uil, De zeboe, De staalvink, De kalong, De Siamese kat, en De hamster.

Vanwaar al die De’s? Omdat ik natuurlijk, naar beproefd recept, meteen de titel van een aantal van de in dit boekje (112 bladzijden, verschenen bij Uitgeverij Contact in 2000) bijeengebrachte stukjes meegeef. De koeskoes en andere beesten is immers, net zoals De kikvors en andere beesten (dat ik HIER besprak) en De beste beesten (dat ik HIER besprak) weer een bundel van de columns die Dekkers eerder als praatje voor de radio hield. En gezien De beste beesten al in 1995 verscheen, geldt voor De koeskoes en andere beesten hetzelfde als voor De kikvors en andere beesten (al verscheen dát wel degelijk eerder dan De beste beesten): er is geen overlapping, niks van wat in De koeskoes en andere beesten staat, verscheen ook in De beste beesten.

Nu, voor de rest zijn er natuurlijk wél een aantal gelijkenissen. Bijvoorbeeld het feit dat je meteen al aan de titel van een aantal stukjes kan zien dat ze niet in hoofdzaak over beesten gaan: De keurmeester, De fietser, De natuursporter, De Samaritaan, De fijnproever, De brompot, De oma, Dr. Vogel, De ochtendmens, De geldwolf, De buitenman, en De dikzak. Bij De bosbes en De jasmijn lijkt het nogal duidelijk over planten te gaan, bij De tuinkruiper, De poolzwaluw, De weerhaan, De oorschelp, De kat in het donker, De Japanse geit, De grootoor, Het nageslacht, Het suikerbeest, en De haasachtige zaait Dekkers al van bij de titel twijfel over het onderwerp van het stukje, maar eigenlijk geldt daar net zoals in alle andere stukjes dat hij het voornamelijk over mensen heeft. Mensengedrag naast dierengedrag, mensengedrag tegenover dierengedrag, menselijk dierengedrag en dierlijk mensengedrag, alles passeert de revue.

Net zoals stevige porties onversneden (ecologische) filosofie, al zal die filosofie niet altijd in de bovenste schuif van officiële groenen of “natuurliefhebbers”, of voor hetzelfde geld “leiders” of volksmenners in het algemeen, terechtkomen. Dit, bijvoorbeeld, uit De tuinkruiper: “Wat boven je hoofd is, telt niet mee. Totdat er oorlog dreigt. Dan heet alles boven je hoofd ineens luchtruim. Dat is iets wat niet geschonden mag worden. Opeens klinkt het schenden van het luchtruim als het toppunt van ongewenste intimiteit. Daar staat de doodstraf op. Toch wordt mijn luchtruim nu, in volle vredestijd, al flink geschonden, elke dag weer. Niet door straaljagers maar door wolkenkrabbers. Sinds de stedenbouw van een middel tot volkshuisvesting is verworden tot een wedstrijd voor projectontwikkelaars, stapelen architecten steeds hogere torens op, niet om dichter bij hun god te komen maar verder van ons mensen. Hun hoogmoed stoelt op de grondprijs. Hoe duurder de grond, zeggen ze, des te hoger moeten ze bouwen. Smoesjes. De prijs van de grond is het probleem niet. De grond is niet te duur, de lucht is te goedkoop.” Of dit, uit De poolzwaluw: “Als er iemand te ver aangepast is, dan zijn wij het wel. Mensen zijn veel te sociaal. Niet alleen de contactgestoorden, onze hele soort is lijp. Overal zijn er altijd weer mensen met wie je op moet kunnen willen schieten. Dat is geen doen. Voor heel wat mensen wegen de voordelen allang niet meer tegen de nadelen van het sociale leven op. Maar er is niemand die het ziet. Eenzaamheid, dat is pas zielig. Voor het tegenovergestelde hebben we niet eens een woord. Toch kan ik me soms erg veelzaam voelen. Dan zegt er weer eens iemand wij tegen mij. Het soort wij dat er met z’n allen tegenaan gaat, de wij die lekker niet zij zijn, de wij waarvan zij uitmaken dat ik er deel van uitmaak. De wij van de verpleegster in het ziekenhuis. Dat je daar hulpeloos in je bed ligt en weet dat ze het morgen weer zal vragen: ‘En, meneer Dekkers, hebben wij vandaag al ontlasting gehad?’ Die wij.” Of dit, uit De draadworm: “Vroeger was het slechter. Dat moet wel. Waarom anders zouden ze altijd alles weer anders doen? Het kan niet anders of vroeger waren de huizen kleiner, de zieken zieker en de kranten dunner. Je doelen lagen verder en je pijnen deden zeerder. De mensen waren daar vast niet blij mee. Vandaar dat ze het anders gingen doen. Lekkerder, sneller, mooier. Beter. Maar het schijnt nog steeds niet best te zijn. Het moet nog steeds anders. Wat moet het vroeger erg geweest zijn voor onze ouders, zo zonder alles van nu. Maar ook onze ouders deden al aan vooruitgang. Voor hún ouders moet het bijgevolg nog erger zijn geweest, laat staan voor de ouders daar weer van. Onze voor-voorouders leefden in een hel. Wees maar blij dat je geen middeleeuwer bent of een Romein. En het kan nog erger. Voordat we Romein of holbewoner waren, waren we aap. Héél erg. En voor die tijd nog achterlijker: reptiel, vis, worm. Dat was pas vroeger! Dat was pas slechter! Toen leefden we niet alleen zonder auto en telefoon, we hadden niet eens haar of handen om ermee in te zitten. Een ondraaglijk bestaan.” Of, ten slotte, dit heerlijk anti-atlantistische stukje uit De haasachtige: “Je ziet dat wel vaker, dat twee verwante soorten in gedrag veel sterker verschillen dan in uiterlijk. Neem de sinterklaasachtigen. Behalve de sint zelf telt deze orde alleen de kerstman. Zo sterk als die twee uiterlijk op elkaar lijken, zo wijd loopt hun gedrag uiteen. Karel Knip heeft er al op gewezen dat hier sprake is van soortvorming door geografische isolatie. Door kolonisten uit Europa naar Amerika meegevoerd, leidde Sinterklaas aan gene zijde van de wereldzee een geïsoleerd bestaan tot hij ingrijpend getransformeerd als kerstman terugkwam. Hoewel zijn baard en mantel nauwelijks veranderd waren, herkende niemand in de al te blijmoedige rendiermenner de bedachtzame ruiter uit Spanje. De twee soorten vestigden zich met een tussenruimte van slechts drie weken naast elkaar. Zo’n snelle evolutie komt in de biologie alleen voor in het geval van domesticatie. De eerbiedwaardige heilige is in Amerika, als zoveel andere immigranten, geïnfantiliseerd. Zoals de mens uit de wolf de schoothond fokte, temden de Amerikanen het edele hert tot Bambi, de biefstuk tot de hamburger en de wijze goedheiligman tot een mongoloïde kabouter die zo in de Jostiband mee kan spelen. Tsjinkelbel, tsjinkelbel!”

En tussen de filosofie door, in iedere tekst opnieuw eigenlijk, stukjes pure poëzie of humor. In De oorschelp: “Een poes is jonger dan hij oud is. Bij zijn geboorte was hij eigenlijk nog niet af. Een nest pasgeboren poesjes heeft nog het meeste weg van een zestal porties dat door de vulva uit een tube poezenpasta is geknepen. Vorm zit er nog weinig in.” Maar ook: “Op school, met taal, leerden ze me wat een pars pro toto is: een deel waarmee je het geheel aangeeft. Met ‘een zeil aan de horizon’ is een heel schip bedoeld, een ‘gastvrij dak’ heeft ook vier muren en een vloer, een ‘lul’ kan heel je buurman zijn.” In De witte muis: “Natuurfilms maak je net als films over seks. Mensen die naar een seksfilm kijken, willen veel roze zien en hijgen horen. Neem in plaats van roze groen en maak van hijgen tjilpen, dan is elke natuurminnaar tevreden. Ook de muziek is geen probleem. Aan twee soorten heb je voldoende: iets met een panfluit en wat gejengel op een synthesizer. De fluit is voor het gewone werk, de synthesizer is voor films over vissen, dat je weet dat het onderwater is.” In De geelwangamazone: “Waarom zou je geen dier nemen dat al woorden kent? Kees nam een papegaai. Een geelwangamazone. Geduldig leerde hij de vogel articuleren. Zo ver had een aap of journaallezer het nog nooit gebracht.” In De horzel: “Van tijd tot tijd belt er weer een. Wat of ik mijn schoonste landschap vind? Iemand van de pers natuurlijk. Een normaal mens vraagt zoiets niet. Verklap je het, dan moet je er voor straf mee naar toe en vragen ze je daar waarom. Nu ben je een item.” In De jasmijn: “Om mannen te lokken, trekken vrouwen een leuke jurk aan. Is het lokken gelukt dan trekken ze hem weer uit. Hij is nu niet meer nodig.” Of, ten slotte (ik moet ergens ophouden), in De Vliegenvanger: “Wat is een beslissing? Een beslissing is iets waar je later spijt van krijgt. Neem hem liever niet. Schuif hem voor je uit. Leg hem op andermans bord. Er zijn mensen die aan de lopende band beslissingen voor anderen nemen. Managers. Die hebben dan ook altijd spijt, vierentwintig uur per dag. Dat zal ze leren.”

Lollig voor mij was trouwens ook nog het feit dat Dekkers het in het stukje over De zee-egel had over iets wat ook al ter sprake kwam in het boek van Anton Moonen dat ik onlangs BESPRAK, Kleine encyclopedie van het snobisme – Over dandy’s, estheten en etiquette: die beesten opeten. De zee-egel “wil helemaal niet opgegeten worden. Maar hoe doe je dat als je lekker bent, althans volgens de Fransen? Om zich tegen vraatzucht te wapenen, heeft de zee-egel ervoor gezorgd dat er niet te veel aan hem te kluiven is. Er zit nauwelijks vlees aan. Op wat darmen en tanden na is een zee-egel zogoed als leeg. Al het gedoe om hem te kraken levert uiteindelijk zo weinig op dat je het na een paar keer wel uit je hoofd laat. Het paranoot-effect. Alleen in de voortplantingstijd zit er wat lekkers in een zee-egel. Naar Franse begrippen dan.”

Want van bioloog Dekkers verneem je uiteraard ook nog wel een paar dingen over biologie. “Knoflook werkt volgens het principe van de stinkbom. Zolang je hem met rust laat, ruik je niets, maar zodra hij gekwetst wordt of, nog erger, aan stukjes gesneden, komen de chemische bestanddelen vrij en reageren met elkaar, waarbij ammoniak en andere stinkstoffen ontstaan. Een knoflook wil dan ook niet anders dan met rust gelaten worden. De stank is een afweermiddel tegen vraat, zoals ook de fijne mist die uit een sinaasappelschil komt en menige treincoupé in lunchtijd zo doordringend naar vitaminen doet stinken, dient om sinaasappeleters af te schrikken” (De fijnproever). “(…) ook op de universiteit duurde het jaren voor ik er achterkwam hoe het met alle niet gelaten winden verder gaat. Ze worden door de darmwand opgeslokt en komen via het bloed terecht in de longen, die ze als gewone lucht uitademt. Heel zachtjes. Met een zucht van verlichting. Eindelijk vrij” (De oma). Of: “Hoe je het ook bekijkt, de ballen bungelen buiten. Dat doen ze bij allerlei zoogdieren. In hun buik is het te warm om goed zaad te maken. Buiten gaat het beter en hangen de ballen veilig beschut tussen onderbuik en achterpoten. Behalve dan bij ons. Wij mensen moesten zo nodig rechtop gaan lopen. Zo vráág je erom. Ze zeggen dat de mens van het rechtop lopen slim is geworden, maar menig man weet uit ervaring wat het rechtop gaan lopen werkelijk was: een pijnlijke vergissing” (De buitenman).

Ach, u weet het al, ik vond ook dít boekje van Dekkers weer een vijfsterrenexemplaar, maar geef u toch nog graag zijn visie op boekbesprekingen én schrijvers mee (uit De keurmeester): “Wil je als gewoon mens een ander beledigen, roep dan geen Bleekscheet of Hinkepoot, maar wacht tot hij groot is en een boek heeft geschreven. Een ander z’n lijf beschimpen is niet netjes, maar zijn boeken de grond in boren is heel normaal. In plaats van zijn benen breek je hem zijn bedenksels, in plaats van zijn daden maak je zijn denken zwart. Dat heet een recensie. Sjieke boekenbijlages staan er vol mee. Waarom mag je met een geesteskind doen wat met een echt kind streng taboe is? Een boek is net zo’n deel van een schrijver als zijn hand of zijn milt of zijn nageslacht. Een mens herkent de schrijver aan zijn boek als een dier de hond aan zijn drol. Is zijn lichaam dood, dan leeft de schrijver voort in zijn werken. In tegenstelling tot echte drollen beleven veel boeken druk na druk. Het mestoverschot dat hiervan het gevolg is, puilt de boekenwinkels uit. Prachtige oude bibliotheken worden afgedankt om alle schrijfsels in enorme betonnen boekensilo’s te bergen. Misschien wordt het tijd de schrijversstapel eens wat in te krimpen, het eerst in de concentratiegebieden zoals Amsterdam en natuurlijk stap voor stap. Wat dacht u als maximum van vijftien schrijvers per café?” Wat mij betreft mogen er dat zelfs een stuk minder zijn als ze maar het niveau van Midas Dekkers halen.

Björn Roose
… (més)
 
Marcat
Bjorn_Roose | Jun 9, 2022 |

Llistes

Premis

Potser també t'agrada

Autors associats

Estadístiques

Obres
87
També de
9
Membres
1,716
Popularitat
#14,972
Valoració
½ 3.4
Ressenyes
36
ISBN
171
Llengües
8
Preferit
7

Gràfics i taules