Gerrit Kouwenaar (1923–2014)
Autor/a de Ik was geen soldaat
Sobre l'autor
Obres de Gerrit Kouwenaar
Het bezit van een ruïne 20 exemplars
Vijf 5 tigers : een bloemlezing uit het werk van Remco Campert, Jan Elburg, Gerrit Kouwenaar, Lucebert, Bert Schierbeek (2000) — Introducció — 12 exemplars
Sint Helena komt later gedichten 1948-1958 9 exemplars
100 gedichten 6 exemplars
De stem op de 3e etage 5 exemplars
Hand o.a. 3 exemplars
Stemmen van schrijvers. 2: Hans Andreus, Remco Campert, Hugo Claus, Jan G. Elburg, Jan Hanlo, Gerrit Kouwenaar,… — Autor — 3 exemplars
Achter een woord 2 exemplars
Gerrit Kouwenaar 1 exemplars
Het gebruik van woorden 1 exemplars
Goede morgen haan 1 exemplars
Uren en sigaretten 1 exemplars
Vijf 5t igers 1 exemplars
Zonder namen 1 exemplars
De ondoordringbare landkaart 1 exemplars
Obres associades
Domweg gelukkig, in de Dapperstraat : de bekendste gedichten uit de Nederlandse literatuur (1990) — Col·laborador — 209 exemplars
De Nederlandse poëzie van de negentiende en twintigste eeuw in duizend en enige gedichten (1979) — Col·laborador, algunes edicions — 193 exemplars
Een avond in mei / Het kind uit vijfenveertig / Verloop / Dag van de doden (1996) — Autor — 3 exemplars
je leest het zó — Col·laborador — 2 exemplars
Etiquetat
Coneixement comú
- Nom normalitzat
- Kouwenaar, Gerrit
- Nom oficial
- Kouwenaar, Gerrit
- Data de naixement
- 1923-08-09
- Data de defunció
- 2014-09-04
- Lloc d'enterrament
- Begraafplaats Zorgvlied, Amsterdam, Nederland
- Gènere
- male
- Nacionalitat
- Nederland
- Lloc de naixement
- Amsterdam, Noord-Holland, Nederland
- Lloc de defunció
- Bergen, Noord-Holland, Nederland
- Llocs de residència
- Amsterdam, Noord-Holland, Nederland
Bergen, Noord-Holland, Nederland - Organitzacions
- Cobra
- Premis i honors
- P.C. Hooft-prijs (1970)
Prijs der Nederlandse Letteren (1989)
Henriëtte Roland-Holstprijs (1967)
Poëzieprijs van de gemeente Amsterdam (1958 en 1964)
Membres
Ressenyes
Premis
Potser també t'agrada
Autors associats
Estadístiques
- Obres
- 40
- També de
- 14
- Membres
- 330
- Popularitat
- #71,937
- Valoració
- 3.7
- Ressenyes
- 2
- ISBN
- 32
- Llengües
- 4
- Preferit
- 3
Net als die van Lucebert liggen de gedichten van kouwenaar mij op één of andere manier. Hun werk is niet makkelijk, niet snel te begrijpen en je moet ze vaak lezen om er iets van te maken, maar ze zetten de bovenkamer flink aan het werk en daar houd ik van.
Omdat veel gedichten in de biografie worden besproken is het voor een deel ook een feest der herkenning. Deze uitgave van een kleine 900 blz., inclusief een nawoord van samensteller Mirjam van Hengel, is gebaseerd op zijn gebundelde dichtwerk, maar bevat ook gedichten die hij schrapte, zodat een volledig beeld van zijn oeuvre ontstaat.
Waarom spreekt zijn werk mij zo aan? Dat is zijn vaak ongrijpbare taalgebruik, hoewel we dit ook weer niet moeten overdrijven. Uit een gedicht als twee herfsten kan men de hongerwinter waarschijnlijk wel destilleren;
Het lekker eten verzuurt
het duurzame eten bederft op de vliering
het najaar drupt in de serre op tafel / liefste waar is
die bonte verkleurde rantsoenkaart
—
in de krop nog wat vochtige korrels
voor als straks
de hemel op het erf valt
hopelijk halen althans de kinderen
het voorjaar-
Let op het gedachtenstreepje achteraan het gedicht. Dat is karakteristiek voor zijn werk. Het geeft het gedicht de suggestie van een open einde. Een ander kenmerk is het gebruik van het woord ‘men’. Kouwenaar schept zo afstand, hoewel hij het in later werk weer wat los liet. Eén van zijn beroemdste gedichten begint er mee en vormt de titel van zijn biografie, men moet.
Men moet zijn zomers nog tellen, zijn vonnis
nog vellen, men moet zijn winters nog sneeuwen
—
men moet nog een kuil graven voor een vlinder
het ogenblik ruilen voor zijn vaders horloge –
Bij het lezen van zijn werk houd ik steeds in gedachten dat ieder woord er toe doet voor kouwenaar. Hij kon een gedicht lang laten liggen of eindeloos zoeken in zijn uitgave van Het juiste woord, zijn ‘Betekeniswoordenboek der Nederlandse taal’. Het is mooi om zijn ontwikkeling aan de hand van zijn gedichten te volgen. Zijn vroege werk dat prima te volgen is, de groei tot een Vijftiger met zijn hermetische taalgebruik tot het late werk waarin hij het gemis van zijn vrouw Paula onbehoorlijk mooi weergeeft. Het leidt tot zijn prachtige gedicht totaal witte kamer;
Laten wij nog eenmaal de kamer wit maken
nog eenmaal de totaal witte kamer, jij, ik.
dit zal geen tijd sparen, maar nog eenmaal
de kamer wit maken, nu, nooit meer later
Het is één van zijn meest intieme gedichten en de titel van een prachtige documentaire over kouwenaar die hier te zien is. Het verwijst naar een kamer in hun Franse huis waar ze zo gelukkig waren. Hij heeft het ook over het gemis van dat geluk, of over de ‘ongezelligheid’ als er iemand wegvalt waar je zo lang mee hebt geleefd, in zijn gedicht niet geschreven;
je bent zo volledig alom afwezig, zozeer
in verhangen kleren onteeuwigd
Nu merk ik dat de voorbeelden die ik citeer geen goed beeld geven van zijn wat lastiger werk en dat wil ik u ook niet onthouden. Een greep uit zijn gedicht vlak om de hoek;
Hinnikend de zeer blinde
hinkstapsprong van pupillen / bij wijze
van gillen / taal roept
in een hoekige krimpende kamer een piep-
jonge stokoude ochtend vlak
om de hoek
op
hondshoge varens bramen ter grootte
van latere kogels, zonderling zichtbaar
twee paar dode
stevige robinsons voor vaders en zonen
drukkend het mos
der onzalige bossen
Dat is wat andere koek maar laat u zich er niet door afschrikken, er zitten echt prachtige vondsten tussen en hij valt zelden tot nooit in herhaling, hoewel hij concrete beelden als brood, vlees en tafel soms laat terugkomen. Het belette de heer J.F. Turk uit Almelo destijds niet zijn ongenoegen kenbaar te maken over de vondsten van kouwenaar, die ook kamer schreef;
Het grote oor van de lucht
het grote orgel van het licht
de mond mondt in de kamer
hoe onverklaarbaar komt de hitte
als vogelzaad binnen
het bloed van deze kamer
Nu had de heer Turk het gedicht talloze malen gelezen maar bleef toch met een paar vragen zitten:
De eerste twee regels kan ik inkomen. Een kamer te zien als een groot oor van lucht en als orgel van licht is te bevatten. De derde regel opent een serie van raadselen, die mijn geest niet kan bevatten: 1. Welke mond mondt in de kamer? 2. Is vogelzaad altijd zo heet? 3. Ik heb alleen op het abbatoir, in de doktersspreekkamer en in het crematorium van een concentratiekamp bloed gezien, maar nog nooit in een door vogelzaad verwarmd vertrek.
Herkenbaar? Natuurlijk, niet alles is te begrijpen maar dat maakt het voor mij des te interessanter. Er is heel veel meer te vertellen over zijn werk. Leest u vooral de prima duiding van zijn gedichten de laatste dagen van de zomer en stilleven van collega-blogger Danny Habets of lees wat van zijn gedichten met toelichting op de site van Frank Verhallen (even zoeken naar week 25 uit 2017). Maar eigenlijk; koop zelf de biografie en zijn gedichten, u kunt er jaren mee vooruit.… (més)