IniciGrupsConversesMésTendències
Cerca al lloc
Aquest lloc utilitza galetes per a oferir els nostres serveis, millorar el desenvolupament, per a anàlisis i (si no has iniciat la sessió) per a publicitat. Utilitzant LibraryThing acceptes que has llegit i entès els nostres Termes de servei i política de privacitat. L'ús que facis del lloc i dels seus serveis està subjecte a aquestes polítiques i termes.

Resultats de Google Books

Clica una miniatura per anar a Google Books.

S'està carregant…

Denkend aan Nederland

de Gaston Durnez

MembresRessenyesPopularitatValoració mitjanaConverses
812,156,989 (5)Cap
Cap
S'està carregant…

Apunta't a LibraryThing per saber si aquest llibre et pot agradar.

No hi ha cap discussió a Converses sobre aquesta obra.

Ik heb weer eens de oneindige luxe te kunnen kiezen welk boek ik eerst bespreek, want op dit moment liggen er vier uitgelezen – in letterlijke en figuurlijke zin – voor me op mijn bureau: Mensen achter de dijk van Filip De Pillecyn (gekregen van dezelfde oude kameraad die me voor mijn verjaardag ook Vanmol’s Hoop https://bjornroosebespreekt.blogspot.com/2023/01/vanmols-hoop-erwin-vanmol.html van Erwin Vanmol en De vrouw met de gouden arm https://bjornroosebespreekt.blogspot.com/2023/01/de-vrouw-met-de-gouden-arm-fili... van Filip Huysegems cadeau deed), Huizen zonder vaders van Heinrich Böll https://bjornroosebespreekt.blogspot.com/search/label/Heinrich%20B%C3%B6ll, De tuin van Peter Wohlleben https://bjornroosebespreekt.blogspot.com/search/label/Peter%20Wohlleben, en Denkend aan Nederland van Gaston Durnez. Voorraad genoeg om me te kunnen permitteren om tussendoor het nieuwste nummer van het schitterende ecologische blad Die Kehre te lezen, maar desalniettemin me ertoe nopend aan eentje te beginnen, want ik heb er geen andere meer klaar voor publicatie staan (wat zelden voorkomt). Denkend aan Nederland dan maar, want daarvan hoef ik de auteur niet meer voor te stellen, en aangezien het om een bundeling van (lang uitgevallen) cursiefjes gaat, ben ik er ook al niet aan gehouden het te hebben over de plot.

Met de auteur, Gaston Durnez, maakte u al kennis in mijn besprekingen van De engel op het eiland https://bjornroosebespreekt.blogspot.com/2022/12/de-engel-op-het-eiland-99-cursi..., Kermis https://bjornroosebespreekt.blogspot.com/2021/12/kermis-gaston-durnez-boekbespre..., en het autobiografische Een mens is maar een wandelaar https://bjornroosebespreekt.blogspot.com/2018/10/een-mens-is-maar-een-wandelaar-..., dus via de koppelingen kan u daarheen surfen om desgewenst uzelf (weer) up-to-date te brengen. Over de gebundelde cursiefjes kan ik dan weer zeggen dat het er zestien zijn, waarvan tien gevat onder de noemer Geschreven cartoons en andere prenten, vier onder de titel Mensen van Noord en Zuid, en twee met als verzamelnaam Twee fantasieën uit de werkelijkheid gegrepen. En allemaal hebben ze, de titel zei het al, te maken met Nederland, ofte de Noordelijke Nederlanden, daar waar Godfried Bomans’ https://bjornroosebespreekt.blogspot.com/search/label/Godfried%20Bomans Denkend aan Vlaanderen alles te maken had met Vlaanderen. Waarom die verwijzing naar Bomans? Omdat dit boek van Durnez er, ook blijkens de achterflap, alles mee te maken heeft: “Het voorlaatste goede boek dat de uitgeverij Lannoo heeft gepubliceerd”, verklaart Durnez daarop, “werd in een Elsevier-letter geschreven door Godfried Bomans en heette ‘Denkend aan Vlaanderen’. Men vroeg mij fluks, het evenwicht te herstellen. Twee denkers op één jaar! De uitgever heeft een hoge dunk over de Lage Landen.” En verder: “Ik ben een journalist, ik tracht vooral te denken aan reële mensen en dingen die ik heb gezien. Zonder de realiteit kan een Vlaming niets verzinnen. Ik breng u dus in dit boek een aantal kronieken, stukjes, interviews, atmosfeerbeschrijvingen, reportages of hoe u ze ook wilt noemen. Zij werden min of meer cursief geschreven en zij handelen over het weinige dat ik nog maar ken van Nederland. Het zijn kleine fragmenten van een grote legkaart. Zij weerspiegelen een beetje mijn vriendschap en bewondering voor een land waarvan ik onder Filips de Goede had gehoopt dat het nooit een buitenland zou worden. Nu nog treft het mij telkens weer, hoeveel binnenland Nederland nog heeft. De teksten beklemtonen tevens mijn bewondering over sommige aspecten van het leven in het noorden; leven dat ik ook elders en met name in het zuiden, het westen en het oosten niet zonder verbazing voorbij zie snellen, de hemel weet waarheen.”

Geen stukjes à la Bomans dus, die met zijn Denkend aan Vlaanderen kennelijk https://www.dbnl.org/tekst/_ons003197201_01/_ons003197201_01_0040.php “heel wat kwaad bloed [heeft gezet] wegens de toon van verbazing en nieuwsgierigheid vanwege de wat hooghartige bezoeker die met veel fantasie en overdrijving enkele anekdoten opblies tot een zogenaamd ‘portret’. Men had wat anders verwacht van wie toen al voor een vriend van Vlaanderen doorging”. Durnez heeft mogelijk het risico niet willen lopen dat Bomans wél had gelopen: niet bekend genoeg zijn aan de andere kant van de kunstmatige grens om daar begrepen te worden. Want ik heb dat boek van Bomans gelezen (ik moet dat misschien nóg eens doen en er dan een bespreking van schrijven) en het was behalve bijzonder grappig ook zeer raak in zijn typeringen, óók van hemzelf en van hoe Nederlanders in Vlaanderen destijds vaak werden bekeken (als “hooghartig” met name). Toen Bomans in het Nederlandse tv-programma Vergeet niet te lezen dan ook werd gevraagd of hij “wel de waarheid verteld [had]” over Vlaanderen, zei hij: “Dat is iets waartoe ik mij nog nooit verlaagd heb”. Wat ook weer een leugen was, maar dan moet je weten dat waarheid en waarheid bij Bomans niet twee keer hetzelfde zijn.

Enfin, we hadden het over Durnez’ werk, Denkend aan Nederland: dat is óók niet altijd serieus, maar toch wel vaak ernstig. Het Verslag van een expeditie, bijvoorbeeld, een van de twee eerder genoemde fantasieën, gaat over een expeditie naar Nederland, ondernomen “onder auspiciën van de ‘Internationale Vereniging voor Meer begrip’” met als opdracht “het ‘kernwoord’ van de Noordnederlandse Beschaving te zoeken” en eindigt ermee dat dit “Raadselachtig” is, maar passeert intussen langs “zindelijkheid”, “deftigheid”, “gezelligheid” (met onder andere een etablissement met “oud Hollands interieur, real old Dutch”, waar “seksuele versnaperingen” worden aangeboden), en uiteraard “zuinigheid”. Wat dat laatste betreft heeft Durnez het over de volksverhalen die ter zake de ronde doen in Vlaanderen enerzijds en de feiten in Nederland anderzijds: “Toen wij in het Noorden aankwamen, stonden alle televisietoestellen er wagenwijd open want er was net iets biezonders aan de hand. Hilversum schoot De Langste Show ter Wereld door de beeldbuis. Hij duurde vierentwintig uren en de bedoeling was, fondsen te verzamelen voor een dorp waar gehandicapten comfortabel zouden verblijven en verzorgd worden. Kinderen brachten hun spaarvarkentje aan, een boer schonk zijn kalf, een bruidje gaf haar witte jurk, zelfs de rijken stonden een en ander af. En de dame die de bedelpret leidde, werd meteen de populairste vrouw van het land”. Waarna “zuinigheid” dus als “kernwoord” werd afgevoerd.

De andere fantasie, Er is weer grasboter genaamd, is dan weer geheel gewijd aan reclame, maar zo ingekleed dat deze gezien wordt als een echte persoon, “de meest typisch-Noordnederlandse dichter (…) R.E. Clame, de poëet die zo bescheiden is dat wij van hem alleen zijn werken mogen zien”: “Hij leeft terzijde van de ‘literaire kapelletjes’, publiceert graag en zoveel mogelijk in kranten, weekbladen en tijdschriften (waar hij voor de benomen plaatsruimte moet betalen!) maar heeft totnogtoe zijn gedichten zomin als zijn proza in een boek bijeengebracht. Een oude Nederlandse spreuk zegt: het boek maakt de literator’. Is het dààrom dat de critici hem verwaarlozen terwijl miljoenen hem lezen en zich door zijn smaak laten leiden bij hun inkopen?” Een stukje waarin Durnez werkelijk een aantal pareltjes van slogans bovenhaalt en de lezer wijst op een aantal (destijds) nieuwe technieken in de reclame, maar waarin hij bijvoorbeeld ook met iets aankomt dat ik niet wist: “Een andere keer hadden de mensen die limonade, spuitwater en andere alcoholvrije mousserende dranken maken, een naam nodig die alles onder één stop zou vangen en die meteen een idee over de dorstlessende kracht van de inhoud zou geven. R.E. Clame dacht even na en vond een woord waarvan nu in het hele Nederlandse taalgebied dankbaar wordt genipt: ‘Frisdrank’”.

Terwijl “we” aan het leren zijn: ik had er tot voor ik Ontdekkingsreis las geen idee van dat de vader van cabaretier Wim Kan minister van Binnenlandse Zaken en Landbouw was geweest, laat staan dat die er dezelfde gewoonten op nahield als de vader van Godfried Bomans, op zijn beurt gedeputeerde van de provincie Noord-Holland en in 1940 voor enkele maanden plaatsvervangend commissaris van de koningin voor diezelfde provincie: in vol ornaat, dat wil zeggen mét steek en degen fietsend naar het werk toe rijden. Zowel Kan als Bomans schreven erover, zo blijkt. En van The Spark Papers (waarover Vergeet niet dat gij een linkerhand hebt handelt) had ik óók nog nooit gehoord, terwijl ze toch wel een van de fraaiste staaltjes intellectueel verzet zijn waar ik (nu) ooit over gelezen heb.

De schitterende taalkronkels van Durnez zelf krijg je er telkens weer gratis bovenop en die kronkels vormen daadwerkelijk in élk van zijn cursiefjes een extra reden om ze te lezen. Alleen al titels als “Volledige dichtvergunning” (uiteraard een verwijzing naar het “volledige vergunning” die vroeger menig etablissement sierde en dat sloeg op het feit dat er ook sterke drank mocht geserveerd worden) en “Een boom in het Vondelpark” (een verwijzing naar Aan een boom in het Vondelpark van M. Vasalis, zonder dat ze ook als dusdanig genoemd wordt in het stuk) zijn vondsten, en dan moet de inhoud nog komen. “In Nederland liggen de rijmen als blinkende zilveren suikerbonen over de steden uitgestrooid” als allereerste zin van een stukje (het hierboven genoemde Volledige dichtvergunning) waarin je bijvoorbeeld ook nog dit aantreft: “De Nederlander rijmt graag en veel. Hij heeft een ingeboren afkeer voor dingen die ongerijmd zijn”. Een omschrijving van het spel sjoelbakken als: “Het bestaat uit een groepje oude lieden die elk om de beurt, rustig en ontspannen, een paar loden schijfjes op een plank naar voor schuiven. Vooraan gebeurt er dan iets met de schijfjes, dat mij niet meer zo duidelijk voor de geest staat, maar het resultaat is dat elke speler een bepaald aantal punten krijgt” (in Reportage in het noorden). Deze in Een biezonder kind: “Soms waren zij vermomd als kleine pastoors en dan speelden zij Heilige Mis aan een mini-altaar, waarbij hun witte hond Max met zijn zwarte linkeroor godvruchtig als gelovige fungeerde. Een christen hond”. Of deze uit Ontdekkingsreis: “(…) bellend rijden zij over de klinkers en medeklinkers van de straat”. Of deze uit Een avondje in Beukenhorst: “Hij verdween en ik begon verloren te lopen op de spijskaart. Zij heette Menu en sprak Frans tot mij”. Of deze uit Moord in de krant (waarin Durnez zich ontpopt als een van de eerste paparazzi in de Nederlanden): “Hij greep mijn fototoestel en mijn arm. Gloeiend van verontwaardiging leidde hij allebei, met mij daar kleintjes aan vast, naar het politiekantoor”. Of deze, ten slotte (ik kan wel blíjven doorgaan, nietwaar?), uit Achter het verguld harnas: “De bewoner was een artiest en sliep dus of was gaan wandelen”.

Om van de poëzie, of beter het poëtische proza, van Durnez maar te zwijgen (of toch niet). In datzelfde Achter het verguld harnas bijvoorbeeld, een stukje gewijd aan ‘s Hertogenbosch, in Nederland veelal Den Bosch genaamd: “Hoort de toren wèrkelijk niet bij de Sint-Jan? De Bosschenaren mogen gerust zijn. Hij is er voor gemaakt. Als een strenge Suisse [een kerkbaljuw, voor de duidelijkheid, geen koffiekoek, noot van mij] staat hij aan het hoofd van een weelderige kerkstoet. Heiligen en duivels, drinkebroers en muzikanten, diertjes van verbeelding en weggeworpen zonden dansen achter hem aan. Hij hoort de gotische hemelbestormers achter zich processieliederen zingen, maar hij houdt zich zo nuchter als hij maar kan. Is dat niet een synthese van Den Bosch? Het Zuiden aangevoerd door het Noorden. Een bisschopskerk met een toren in clergy-man. Het open boek van Brabant, tweede herziene uitgave, bij de firma Holland en Zonen”. Of, als het dan toch over gebouwen en poëzie gaat, dit stukje uit Twee keer naar de zondagsmis: “De volgende lentezondag gingen we naar de kerk in het Groothertogdom Luxemburg, ergens in een oud plaatsje waar een middeleeuwse burcht op een rots te wankelen staat en grijze vestingsmuren minzaam hun stenen armen rond de stad leggen”.

Wat allemaal niet in de weg staat van milde kritiek. In Reportage in het noorden, bijvoorbeeld, deze op de noordelingen: “Aan tafel serveerde men ons een toespraak. De burgemeester verwelkomde ons en wees op de toeristische mogelijkheden van de stad. Wèlke die mogelijkheden precies waren, konden de Vlamingen maar half begrijpen en de Waalse aanwezigen helemaal niet. De reden daarvan lag in het feit dat de burgemeester plotseling overschakelde naar een taal waarvan hij geloofde dat het Frans was”. En deze op de zuiderlingen: “Aan de ene zijde gingen tien [Nederlandse, noot van mij] studenten in de theologie staan. Aan de andere zijde vatten tien van onze beste drinkers post. Wij glimlachten naar mekaar, want nu kwamen wij op vertrouwd gebied. Nu kon ons niets meer gebeuren. Iemand citeerde tussen zijn tanden de jongste statistiek van het bierverbruik ‘per kop’ in ons koninkrijk. Een ander dronk nog vlug zijn borreltje uit, om goed in vorm te komen”. Of “De gemiddelde Nederlander is een mens die voor negentig procent gevuld is met water en voor tien procent met stof voor statistieken” (uit Is twee en twee altijd vier?).

En dan zijn er ook nog de stukjes gewijd aan Mensen van noord en zuid, natuurlijk. Kastanjes uit het vuur halen aan Jozef Deleu, “wiens voornaam net zo goed ‘Vlaenderen’ zou kunnen zijn”: “Grens? Wij leven in een tijd van ‘ontgrenzing’. Ik vind hem ook dààrom zo boeiend. Ik wil volop van mijn tijd zijn. De deuren gaan open en wij ontmoeten eindelijk onze buurvolkeren en -culturen. Er is maar één gevaar aan verbonden. Het ligt in de mogelijke vervlakking en verarming van volkeren als het onze die niet zo taal- en cultuurbewust zijn. Indien wij niet reageren, lopen wij de kans dat onze taal- en culturele eigenheid verdwijnt”. ‘Pallieter, mijn best-seller’ aan ter gelijker tijd het uitgeversgeslacht Van Kampen en Felix ‘Fé’ Timmermans (én Anton Pieck, die zich zonder opdracht aan het illustreren van Pallieter zette): “Het laatste fragment moest verschijnen in september 1914. Een maand voordien brak de eerste wereldoorlog uit. Toen Timmermans met Marieke, zijn hond en de gehele familie uit het belegerde Lier wegvluchtte, naar West-Vlaanderen, droeg hij het handschrift van Pallieter mee, als zijn enige en grote schat, onder zijn jas”. Men lachte wat in Holland aan professor Pieter Geyl: “(…) voor velen was Geyl vooral ook de geleerde, de Hollandse geleerde, die de ‘Geschiedenis van de Nederlandse stam’ had geschreven. Als een monument stond het werk in de boekenkast van de Vlaamse intellectueel, een monument dat zowel de klein-Hollandse als de klein-Belgische visie op het verleden van Noord en Zuid overschaduwde. De geschiedschrijving in het alleen-zaligmakende licht van 1830 behoorde daarmee definitief… tot de geschiedenis”. Een boom in het Vondelpark,ten slotte, aan Anton van Duinkerken: “Anton van Duinkerken was een feest. Jarenlang gingen wij in Vlaanderen naar de literaire week-ends die kwistig rondgestrooid lagen in parken en kastelen, alleen maar omdat hij er zou zijn. Hij was onze waarborg voor alles waar hij aan meedeed. Alle dagen waren zondag en kermis viel in de week. Als het programma jammerlijk de dieperik inging, als de moderator door de warmte van zijn stoel viel of de sprekers handgemeen werden en schuimend van woede ergens in het bos gingen duelleren, dan was Van Duinkerken er nog om de zaak en de Hemel te redden. Hij zorgde voor een dissertatie over drie, vier artistieke onderwerpen tegelijk, handelde terloops over het jongste Mankement van de Bisschoppen, stookte een Sint-Jansvuur met de handleidingen van zes Westeuropese literaturen, huldigde uitvoerig de ouderdomsdeken en de jarigen, sprak een tafelrede uit en hield een heildronk, een heildronk en een heildronk. Als hij opstond, begon pas het feestmaal, ook al stonden de kelners klaar met de zevende gang (…) Zijn stem was wat hees geworden, maar na enkele ogenblikken hinderde dat niet meer. Zijn woorden waren sterker en overwonnen de stem. Zij kwamen nu eens in snel tempo, dan bedachtzaam en stapvoets bij mekaar om in het gelid te gaan staan. Geen woorden die maar half mededeelden wat zij te zeggen hadden. Scherp getekende woorden, stevige kleuren, flink afgelijnd. Zo kwamen zij op je af en je zag onmiddellijk wie zij waren en wat je d’r kon aan hebben. Hun gelederen waren goed gevormd. Soms kreeg je, bij ‘t begin van een zin, de indruk dat de spreker zich te ver waagde op een smal paadje. De zin kronkelde langs ravijnen. Maar plotseling sprong hij achter een draai rond een rots naar omhoog en greep de top”.

Hoe mooi geschreven wou u het hebben? Veel mooier dan dat kan toch echt niet? Om dát soort passages alleen al (en er zijn er meer van dan ik hier, uit angst dat de laatste lezer gaat lopen, durf weergeven) zou u Denkend aan Nederland moeten kopen als u het ooit eens ergens tegenkomt. Maar (of net daarom) eindigen doe ik graag met een citaatje uit Een biezonder kind. Zo eentje waarvan ik denk dat ik het ooit misschien wel eens ga gebruiken als ik eens écht wat “met boeken” ga doen (iets anders dan ze bespreken, bedoel ik): “Boeken mag je niet zomaar voorbijgaan. Boeken zijn ook mensen”.

Björn Roose ( )
  Bjorn_Roose | Jan 28, 2023 |
Sense ressenyes | afegeix-hi una ressenya
Has d'iniciar sessió per poder modificar les dades del coneixement compartit.
Si et cal més ajuda, mira la pàgina d'ajuda del coneixement compartit.
Títol normalitzat
Títol original
Títols alternatius
Data original de publicació
Gent/Personatges
Llocs importants
Esdeveniments importants
Pel·lícules relacionades
Epígraf
Dedicatòria
Primeres paraules
Citacions
Darreres paraules
Nota de desambiguació
Editor de l'editorial
Creadors de notes promocionals a la coberta
Llengua original
CDD/SMD canònics
LCC canònic

Referències a aquesta obra en fonts externes.

Wikipedia en anglès

Cap

No s'han trobat descripcions de biblioteca.

Descripció del llibre
Sumari haiku

Debats actuals

Cap

Cobertes populars

Dreceres

Valoració

Mitjana: (5)
0.5
1
1.5
2
2.5
3
3.5
4
4.5
5 1

Ets tu?

Fes-te Autor del LibraryThing.

 

Quant a | Contacte | LibraryThing.com | Privadesa/Condicions | Ajuda/PMF | Blog | Botiga | APIs | TinyCat | Biblioteques llegades | Crítics Matiners | Coneixement comú | 204,234,085 llibres! | Barra superior: Sempre visible